|
De evolutie van de Graduale Romanum Auteur: Dhr. Jean-Pierre Exter Op het einde van de achttiende eeuw kwam in West-Europa een nieuwe stroming op gang die een langdurige invloed zou hebben op literatuur en vooral muziek: het romantisme. Het romantisme was voor een stuk een reactie tegen de periode van de Verlichting die eeuwen had geduurd en zich soms laatdunkend had opgesteld tegenover de donkere Middeleeuwen. De negentiende eeuw was een tijd van veranderingen in de maatschappij op allerlei gebied. Ook in de Rooms-Katholieke Kerk vonden een aantal kerkleiders dat het Gregoriaans op een andere manier kon gezongen worden dan volgens de wijze van de Editio Medicea uit het begin van de zeventiende eeuw. Dom Guéranger en Dom Pothier In 1831 koopt priester Prosper Guéranger een vervallen priorij die gedoemd was om afgebroken te worden. Hij vestigt er zich met enkele monniken. Wat later wordt de priorij erkend als abdij met de naam l'abbaye Bénédictine de Saint Pierre de Solesmes. Ook Dom Guéranger, O.S.B., vond het Gregoriaans uit de Editio Medicea ondermaats en ging zoeken naar de authentieke zangwijze van het Gregoriaans uit die donkere Middeleeuwen. Joseph Pothier, een gedegen muzikant, die de abdij vervoegt in 1858, wordt samen met enkele andere monniken door Dom Guéranger belast met het zoeken naar die oude Gregoriaanse handschriften om terug authenticiteit aan het Gregoriaans te bezorgen. Pseudo-Gregoriaanse gezangen zoals de Missa de Angelis, de Credo III, de Maria-antifonen zoals Salve Regina, Regina caeli en anderen moeten zij zeker gekend hebben. Tot en met de Renaissance waren gelukkig ook oudere handschriften zorgvuldig bewaard gebleven. Hun werk kon beginnen en Dom Pothier, O.S.B., en zijn gezellen liepen abdijen, openbare en private bibliotheken, kerken en alle mogelijke plaatsen af in West-Europa op zoek naar oude manuscripten, al dan niet met een notenbalk (sommigen hadden slechts één lijn boven de halve toon), of al dan niet met neumen. Hun vondsten waren uiteraard niet chronologisch en versprongen soms eeuwen in de tijd, een puzzel om hoofdpijn van te krijgen. Omdat de fotografie er technisch op vooruitgegaan was, konden zij alle documenten fotograferen wat hun werk toch wat verlichtte. Wat Dom Pothier en zijn gezellen hebben verwezenlijkt is fenomenaal en is voor die tijd vergelijkbaar met wetenschappelijk onderzoek, zij legden de basis voor al wat wij nu weten over het Gregoriaans. Bronnen van onschatbare waarde Belangrijke vondsten waren:
Het opzoeken, vergelijken en bestuderen van deze manuscripten nam ongeveer twintig jaar in beslag. Deze opzoekingen resulteerden in een groot aantal paleografische studiewerken met als finale de publicatie in 1883 van de Liber Gradualis, het eerst zeer complete Gregoriaans zangboek en eigenlijk het fundament van de Graduale Romanum. De Liber Gradualis was bedoeld voor gebruik in de Benedictijnse abdijen. Een gebruik voor parochiale vieringen drong zich op en in 1896 verscheen de allereerste versie van de Liber Usualis, maar pas in 1927 kwam de eerste druk. Dankzij paus Pius X raakten beide boeken meer en meer in gebruik. Dom Pothier was ook de eerste die volgende stelling verdedigde: de Gregoriaanse melodie is er alleen om de tekst te ondersteunen en haar expressie en ritme te geven en niet andersom. Gregoriaans is immers een gezongen liturgische boodschap! Dom Mocquereau In 1908 verschijnt de "Editio Vaticana" (= Graduale Romanum), een zangboek voor het volledig kerkelijk jaar, het ontwerp van Dom Pothier en André Mocquereau, gebaseerd op de Liber Gradualis en de oude handschriften. Dom Mocquereau had een doorgedreven klassieke muzikale opleiding gekregen en past die kennis toe op het Gregoriaans. Ondertussen maakt hij tevens van de paleografie een wetenschap. [Paleografie = wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen en ontcijferen van oude handschriften en archiefstukken. Red.] Zo herontdekt hij na lang onderzoekwerk de zogenaamde oud-Romeinse (Papale) handschriften die zonder hem tot de vergetelheid waren gedoemd. Er zijn slechts vijf exemplaren van bewaard gebleven! Wat wel tot tegenstrijdigheden leidt met het Gregoriaans is het toepassen van zijn klassieke muziekopleiding op de Gregoriaanse melodie, vooral de puntjes (verlengingen) en ictus (verticale streepjes) zijn compleet on-gregoriaans en dikwijls tegenstrijdig met de handschriften. Dom Mocquereau wou het soms moeilijk zingbare Gregoriaans muzikaal mooi maken, zodat iedereen kon meezingen. Dit was wel een goedbedoeld initiatief. Dom Cardine en de kritische uitgave Op het einde van de negentiende eeuw was er al vraag naar een kritische uitgave van de Gregoriaanse zangboeken. Pas wanneer priester Hinigio Anglés in 1947 het hoofd wordt van het Pauselijk Instituut voor Gewijde Muziek komt dit in een stroomversnelling. In 1928 staat voor de poort van de abdij van Solesmes een tengere, wat fragiele jongeman die graag wil toetreden tot hun orde. Hij wordt toegelaten en zijn toetreding zal de abdij van Solesmes niet spijten. Zijn naam is Eugène Cardine. Door zijn toen al zeer grondige kennis van het Gregoriaans wordt hij bijna onmiddellijk hoofd van de afdeling Paleografie. Hinigio Anglés bezoekt in 1948 de abdij van Solesmes en vraagt aan Dom Cardine zich met die kritische uitgave te belasten. Dom Cardine gaat consequent op zoek naar de Gregoriaanse handschriften van de eerste generatie uit de tiende eeuw. Zo doet hij een nieuwe wetenschap ontstaan, de semiologie of de interpretatie van melodische tekens zonder juiste toonhoogte, maar die de tekst ritmisch en expressief ondersteunen. Na wat tegenkantingen werden zijn ideeën aanvaard en aan de hand van zijn persoonlijke Graduale Romanum waar hij de neumen van Sankt Gallen had bijgeschreven, werd zijn Graduel Neumé in 1966 gedrukt. Dit resulteerde uiteindelijk in de uitgave van de Graduale Triplex in 1979, waar Dom Cardine door twee experten de neumen van Laon en Sankt Gallen, zeer precieze neumen, liet noteren. De kritische uitgave van de oorspronkelijke Editio Vaticana was een feit. Wel met dien verstande dat er verder niets mocht gewijzigd worden in de Graduale Romanum, dit was wettelijk verplicht en het is nog altijd van toepassing. Op latere leeftijd besefte Dom Cardine dat de semiologie niet door één mens alleen kon worden onderzocht, geïnterpreteerd en onderwezen. Onder zijn impuls besloten zijn beste leerlingen een team onderzoekers te vormen, namelijk de AISCGre, Associazione Internazionale Studi di Canto Gregoriano. Zij vergaderen nog altijd op geregelde tijdstippen, en bespreken en vergelijken de bevindingen van hun respectievelijke onderzoeken van authentieke Gregoriaanse manuscripten. Het resultaat van dit ondertussen internationale gezelschap is de uitgave van de Graduale Novum I, voor zondagen en feestdagen, en Graduale Novum II, voor het tijdeigen van de heiligen en de weekdagen. Graduale Romanum Maar ook de Graduale Romanum van 1908 werd regelmatig aangepast naargelang de liturgische wijzigingen die voorkwamen in de loop van de tijd. Na het Tweede Vaticaans Concilie verschijnt dan in 1974 de huidige versie van de Graduale Romanum, een verhaal van bijna een eeuw! Het origineel van 1908 is daarom niet te vergelijken met de hedendaagse versie. Dom Pothier, Dom Mocquereau en Dom Cardine incasseerden dikwijls kritiek, zelfs nu nog, maar dank zij hen kunnen wij het Gregoriaans op een verfijnde wijze zingen. Samengevat: Liber Gradualis > Liber Usualis > Editio Vaticana of Graduale Romanum > Graduel Neumé > Graduale Triplex > Editio Vaticana Critica of Graduale Novum I en II. Zomer 2019 |
||||
Onze commentatoren:
|
Disclaimer & Credits - © 2006-2024 Gregoriaans Koor Cantica - SJ Creative Design